( Met dank aan Gerrit Wittenberg, Etten Leur)
We starten deze ronde bij café het knooppunt in Galder. Onlangs is hier de nieuwe entree 'Galder en Strijbeek aan de Mark' ingericht. Na een groet aan Peter 'de uitbater' en een kopje koffie met gebak, volgt u de route naar de mark via het vonderpad. U vervolgt de weg langs de bovenmark richting België. Er zijn grote plannen van de vereniging markdal om de bovenmark meer ruimte te geven en het te laten meanderen door het landschap. Bij de grenspaal van Belgie komt u aan in Meersel Dreef.
In het jaar 1843 werd in Meersel Dreef een grenspaal geplaatst aan de rivier de mark om de definitieve grenzen vast te stellen tussen Nederland en Belgie nadat Belgie zich in 1830 onafhankelijk had verklaard. (grenspaal 218 uit 1843)
Het ontstaan van Meersel Dreef is nauw verbonden met de beknotting van de godsdienstvrijheid in Nederland na de reformatie. Het einde van de 80 jarige oorlog in 1648 leidde bij de vrede van Munster tot de verdeling van het Hertogdom Brabant in 'staatsbrabant' en 'spaans brabant'. Voor de roomskatholieken in het noordelijke, staatse deel werd het moeilijk hun geloof te blijven belijden door de strenge verbodsbepalingen hierop. Een wlgestelde rooms-katholieke Bredanaar stichtte in 1680 direct over de grens in Meersel een klooster. Katholieken uit Breda en omgeving waren op die manier in de gelegenheid hier de mis bij te wonen. Langs de oprijlaan van het klooster, de Dreef, vestigden zich mettertijd herbergen en andere horecagelegenheden en zo ontstond Meersel-Dreef. In 1797 door de franse revolutie namen de Trappisten het klooster over, door de Zonen van St. Franciscus. In 1865 werden de Kapucijnen weer verwelkomd en sinds 1968 is het een Kapelanij geworden van Meersel Dreef.
De Kerk is een typisch Kapucijnerkerk en functioneert als parochiekerk voor Meersel Dreef. De parochie wordt geleid door de nog aanwezige paters en broeders Kapucijnen.
De Meerselmolen
Deze 'onderslagrad' molen was ingericht als olieslagmolen die later is aangepast om ook graan te kunnen malen. In 1921, tijdens de spaanse oorlos is de molen grotendeels vernietigd en weer herbouwd om in 1668 geheel af te branden. Daarna is de eerste stenen molen gebouwd die ook in 1809 afbrandde en weer herbouwd werd.
In 1845 verkoopt Hertog van Salm-Salm de molen aan de familie Josephes Rommens. Wanneer de molen in ca. 1905 weer afbrandt is Victor Rommens de eigenaar die de molen weer herbouwd nu met, als zeer moderne, water turbine aangedreven maalwerken met 2 turbines van 40 PK.
Tot 1992 is de watermolen operationeel geweest als graanmolen. Hierna trad een verwaarlozing van de molen in totdat in 1997 Hans Snel en Ans de Groot de molen hebben gekocht en gerestaureerd. De Watermolen maalt weer graan op een van de drie molenstenen.
Poosplaatsen
'Poosplaatsen' is een kunstproject van Pien Storm van Leeuwen. Poosplaatsen zijn plekken waar kan worden stilgestaan bij Poezie, landschap en hisorie. In het woord klinken de woorden poezie en verpozen door.
Dichtregels te velde, gebeiteld in steen en geinspireerd door de plek zelf, nodigen de passant uit om stil te staan bij het landschap en bij de betekenis ervan in heden en verleden.
Meer
We volgen de Mark, die in Belgie als 'Marck' geschreven wordt, richting Hoogstraten en komen door Meer. Meer is een dorp in de Belgische provincie Antwerpen en een deelgemeente van de Kempense stad Hoogstraten. Meer was een zelfstandige gemeente tot 1976. Het toponiem 'Meer' is vermoedelijk afkomstig van het germaanse woord Mari, dat moeras, meer of plas betekende.
Hoogstraten
De oudste sporen van menselijke activiteit in Hoogstraten gaan terug tot het stenentijdperk. Tijdens de romeinse periode zou een heirbaan het land van Hoogstraten doorkruist hebben. Ook van de vroege middeleeuwen staat het vast dat hier mensen leefden. Landbouw en veeteelt zorgden toen voor inkomsten en het Christendom werd algemeen.
Vanaf de 9de eeuw werd onze streek bedreigt door invallen van Vikingen. Volgens een legende zou viking Gelmel met zijn schip in de 9de eeuw de kleine rivier de Mark zijn opgevaren tot de plaats die nu Hoogstraten wordt genoemd. Hier bouwde hij een fort. In 1210 was deze nederzetting al uitgegroeid tot de stad Hoogstraten. Vanaf de 16e eeuw zou Hoogstraten zich ontwikkelen tot een handelsstad die op economisch, politiek en religieus gebied zijn duidelijke dominerende invloed had op het grondgebied van de huidige Noorderkempen. Hoogstraten kende toen zijn grootste bloeiperiode. De eerste graaf van Lalaing behoorde tot de voornaamste adel in de Nederlanden, en lieten de kerk en het stadhuis bouwen. Door de fusies van gemeenten in 1977 werd Hoogstraten samengevoegd met de omliggende dorpen Meer, Meerle, Meersel Dreef, Minderhout en Wortel.
De Laermolen
Reeds in 1381 stond hier een houten olieslagmolen, eigendom van de heer van Hoogstraten. Deze brandde tijdens de 80 jarige oorlog af. Daarna werd er een stenen molen gebouwd welke meerder malen verbouwd werd. Eind 19e eeuw werd de molen minder rendabel en in 1911 stopte alle activiteit. In 2000 werd ruïne door de stichting Laermolen succesvol gerestaureerd en vanaf eind 2014 kan hier weer olie gemalen worden van Koolzaad.
Kasteel Hoogstraten
Domein van ca. 70 hectare omvattende kasteel en aanpalende gebouwen, weiden en landbouwgronden, ingeplant van de over van de Mark in de onmiddelijke omgeving van de oude heerbaan. De moerassige gronden rondom vormden een natuurlijke verdediging. Het kasteel zelf is omgeven door de oude slotgracht, het volledige domein ten noorden en ten oosten door de Mark, ten zuiden en ten wensen door grachten. Een kaarsrechte dreef, voorheen zogenaamd 'Linden Dijk', voert van het kasteel naar de Sint Catharinakerk (nu Lindendreef). De toegang tot het kasteel ligt nog steeds tegenover deze dreef.
Ontstaan als houten woontoren met verdedigingsgracht gevoed door de Mark, volgens de legende opgericht door Gelmel, een van de aanvoerders van de Noormannen. Later fungerend als vooruitgeschoven bation vanhet markraafschap Antwerpen. Vermoedelijke verbouwing tot stenen slot eind 12e eeuw; in de eerste helft van de 15e eeuw in gotische stijl herbouwd door Jan IV van Kuik (ca. 1442) en door twee omwallingen met bijbehorende grachten beschermd.
Een nieuwe kapel, nieuwe gevangenissen en kamers voor kloosterzusters werden voorzien in 1845 en de vroegere kazerne ingericht als gasthuis. Gasthuis en klooster werden in 1930 afgeschaft. IN 1880 werd de Landbouwkolonie ingericht, in 1891 het Bedelaarswerkhuis omgevormd tot toevluchtshuis met milder regime voor zwakke en zieke mannen en de vrouwenafdeling overgebracht naar Sint-Andries-Brugge. Van 1914 tot 1924 verbleven de zusters norbertinessen en zevenhonderd zenuwzieke patiënten uit Zoersel op het kasteel. Het toevluchtshuis werd in 1929 afgeschaft; sedert 1931 fungeert het kasteel als Strafschool of Penitentiair schoolcentrum.
Het indrukwekkende tuinencomplex dat zich in de uitgestrekte heide ontplooide, bestond uit vier vijvers met een eiland ingericht als doolhof van hazelaars die verlevendigd was met een voliere en paviljoenen, ernaast een religeuze tuin met een Sint Antonis kapel, een omhaagde boomgaard waarvan de fruitrassen bekend zijn, bosket en weilanden.
Merksplas, Carons Hofke
Zoals op het plaatje te zien is de Mark nog slechts een beekje. Het stroomt ten noorden van Merksel door het park genaamd Carons Hofke.
Lang voor de Ierse monniken naar Belgie kwamen om de oude Belgen te bekeren was er in deze streek van Merksplas een Heilig bos, het 'Looi' genaamd. De verhevenheid tussen Goorkloop en de Mark vormde een natuurlijke vesting voor de Heren van Merksplas. Vanaf 1155 stond hier de pastorij van de paters Norbertijnen, het 'Hof' genaamd. Tijdens de Franse Revolutie werden de kerkelijke goederen aangeslagen en verkocht. De familie Caron was de zesde eigenaar na de verkoop door de Fransen.
In 1990 kocht de gemeente Merksplas dit landgoed en nam het in gebruik als gemeentepark. Vanaf 2001 is de villa in gebruik als heemhuis 'villa ter Borcht'.
De naam Merksplas herinnert er ons aan dat het dorp aan de grens van het Markgraafschap Antwerpen lag, gekend om zijn plassen, poelen en vennetjes. De oudst bekende gemeentenaam is Marcblas en dateert van 1148, toen de 'Heren van Marcblas' het dorp aan de 'paters Norbertijnen' schonken, als dank voor het verdrijven van Tanchelm. De witheren bleven zes eeuwen in Merksplas (op het Carons Hofke), tot aan de Besloten tijd na de Franse Revolutie.